Bedrijfseconomie 2.2

Bedrijfseconomie 2.2

De kandidaat adviseert voor een gegeven situatie over de vermogensbehoefte van een bedrijf.

Vermogensbehoefte

Om productiemiddelen te kunnen kopen, moet een onderneming over de nodige geldmiddelen beschikken. Het financieringsvraagstuk heeft voor de onderneming twee kanten:

1. de vermogensbehoefte;

2. de financiering van de vermogensbehoefte.

 

Voor de indeling van de vermogensbehoeften kun je onderscheid maken tussen:

·     permanent vermogen → eigen vermogen;

·     langdurig tijdelijk vermogen → langlopend vreemd vermogen;

·     kortstondig tijdelijk vermogen → kortlopend vreemd vermogen.

 

Het eigen vermogen (= permanente vermogen) van een onderneming is afhankelijk van de gekozen ondernemingsvorm.

Vormen van lang vreemd vermogen zijn:

• hypothecaire lening;

• onderhandse lening;

• obligatielening;

• voorzieningen.

feedback
Vraag 5

Een onderneming heeft bij de bank een kredietplafond van € 50.000.

Het banksaldo is € 20.000 schuld.

 

Wat is de kredietruimte?

€ 30.000

 

Antwoord indienen